De Midden-Amerikaanse kalender

Het eerste, en lange tijd het enige, dat van het schrift van de Maya’s werd ontcijferd was hun kalender. In de tempelsteden van de Maya’s vonden de archeologen naast de imposante piramiden ook platte rechtopstaande gedenkstenen, die bedekt waren met inscripties. Deze stèle’s waren opgericht wanneer op de resten van de oude tempel een nieuwe tempel werd gebouwd. De stèle’s bevatten onder meer de datum van oprichting, vaak genoteerd volgens drie verschillende kalenders, waarvan er één terugrekende tot 3114 voor Christus.

Wellicht doordat de rest van de inscripties niet was ontcijferd, ging men er lange tijd vanuit dat de Maya’s geobsedeerd waren door het verstrijken van de tijd, en dat dit hun hele leven beheerste. Een volk dat zich in een zo lange tijdsperiode plaatste moest wel in paradijselijke vrede samenleven. Bovendien had men kennis gemaakt met de afstammelingen van de Maya’s, en dat waren de alleraardigste mensen. Toen de inscripties verder werden ontcijferd bleek echter dat ook de oude Maya’s zich aan oorlogen hadden bezondigd.

De twintig jaren die verstreken tussen het oprichten van twee stèle’s waren (hoe kan het ook anders) niet precies twintig zonnejaren, maar jaren van 360 dagen.

Voor het rekenen met lange periodes gebruikten de Maya’s een dóórlopende tijdsrekening. Deze “lange telling” was gebaseerd op het door hun gebruikte twintigtallige stelsel.

Een dag heette “kin”, twintig dagen vormden een soort maand, de “uinal” (“twintig”, dit woord heeft ook te maken met de naam voor de hoogste leider, “Halach uinic”). Achttien uinals vormden een “tun”, een jaar van 360 dagen, twintig tuns waren een “katun”, en twintig katuns waren een “baktun”, een periode van bijna 400 jaar. Het beginpunt van de lange telling was de mythische baktun 13 (8 September van het jaar 3114 voor Christus, Juliaans). Het getal 13 had voor de Maya’s een bijzondere betekenis. Omdat de hemelkoepel 13 hemelen kende, vermoedt men dat het getal 13 de hemel voorstelde, terwijl het getal 20 de mens voorstelde, met zijn 10 vingers en 10 tenen.

Omdat de Maya’s de nul al hadden uitgevonden gebruikten ze die bij het noteren van de verstreken tijd sinds de schepping van hun wereld. Op één van de stèle’s staat bijvoorbeeld de datum “10 . 1 . 0 . 0 . 0”: 10 baktuns, 1 katun, 0 tuns, 0 uinals en 0 kin, ofwel 4020 jaar na baktun 13 (26 November 849, Juliaans).

Behalve de datum volgens de lange telling vermeldden de Maya’s nog twee andere data op hun stèle’s: die volgens de zonnekalender met een jaar (“Haab”) van 365 dagen, en die volgens de magische kalender van 260 dagen.

De zonnekalender bestond uit achttien uinals van twintig dagen, waarbij elke uinal een naam had, en de dagen werden genummerd van 0 tot 19. Het jaar werd aangevuld met een periode van vijf dagen, Uayeb (“de naamloze”), genummerd van 0  tot 4, die als ongeluksdagen werden beschouwd.

In de magische kalender, die nog steeds wordt gebruikt, heeft elke dag van de twintigdaagse maand een naam, van Imix tot Ahau, en elke reeks van twintig dagen volgt zonder onderbreking op de voorgaande. Vóór elke dag staat een nummer dat niet van 1 to 20 loopt, maar van 1 tot 13. Wanneer nummer 13 is geweest, wordt meteen weer met nummer 1 begonnen; dit is dus ook een dóórlopende reeks, die parallel loopt aan de reeks van twintig dagen. De kalender begint als volgt:

1 Imix
2 Ik
3 Akbal
4 Kan
5 Chicchan
6 Cimi
7 Manik
8 Lamat
9 Muluc
10 Oc
11 Chuen
12 Eb
13 Ben

dan begint de volgende reeks van dertien nummers, maar de reeks van twintig namen gaat nog even door:

1 Ix
2 Men
3 Cib
4 Caban
5 Etznab
6 Cauac
7 Ahau

hier telt de tweede reeks van dertien nummers door, maar de reeks van twintig namen begint opnieuw:

8 Imix
9 Ik
10 Akbal
...

enzovoort, totdat na 260 dagen uiteindelijk
13 Ahau,

de laatste dag van de kalender, is bereikt, waarna er weer wordt begonnen met

1 Imix.

Omdat de getallen 13 en 20 geen gemeenschappelijke deler hebben, komt dezelfde combinatie pas na 260 dagen terug.

De twintig dagen hebben nog steeds elk een magische betekenis, net als de nummers 1 tot 13. In Guatemala stelt Imix de verborgen natuurkrachten voor, die zich manifesteren in krankzinnigheid, en iemand die op 1 Imix is geboren wordt beschouwd als een abnormaal, onvoorspelbaar persoon.

De zonnekalender en de magische kalender zijn beide nog steeds in gebruik. De combinatie van een bepaalde “zonne-datum” en een bepaalde magische datum keert pas terug na 52x365 = 73x260 = 18980 dagen, ofwel 52 jaar. Dit verklaart de cyclus van 52 jaar, die het leven van de Azteken beheerste: die hadden zij van de Maya’s overgenomen.

Doordat op de oudere stèle’s de datum volgens al deze kalenders stond aangegeven, konden de archeologen door vergelijking de relatie tussen de drie Maya-kalenders en de westerse kalender bepalen. Op latere stèle’s gingen de Maya’s er toe over in de lange telling de baktuns weg te laten. Dit leverde nog steeds een datum op die zich pas na 18720 jaar herhaalde. Voor de Maya’s was dat lang genoeg, want tegen die was hun wereld toch al vergaan. Volgens de Maya’s zou deze wereld, net als de vorige, na 13 baktuns (5200 jaar) vergaan. Dat is op 20 of 22 December 2012; we kunnen ons alvast voorbereiden.

Overigens meent aardwetenschapper Andreas Fuls dat de berekening die uitkomt op 2012, een misrekening is. Hij promoveerde in 2006 aan de Technische Universiteit Berlijn op een dissertatie waarin hij stelt dat de dertiende baktun pas stopt op 21, 22 of 23 december 2220. Hij baseert zich op een oude Mayatabel waarin de standen van Venus staan en nieuw ontdekte inscripties en voorwerpen. (Aldus de Nederlandse Wikipedia over het 2012-fenomeen.)